Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • er·ken·te·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord erkentelijkheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de erkentelijkheidv

  1. het dankbaar en erkentelijk zijn voor wat men gekregen heeft
     We wachtten twee uur op hem, terwijl Bessy in de keuken met potten en pannen smeet, totdat we het opgaven en aan tafel gingen om een verpieterde maaltijd te gebruiken waartoe ik mezelf moest dwingen die te eten, al was het maar uit erkentelijkheid jegens Bessy omdat ze zo haar best had gedaan.[2]
     Ook het monument van de Joodse Erkentelijkheid van Jobs Wertheim moet een andere plek krijgen. Volgens de gemeente hebben belanghebbenden geen bezwaar tegen verplaatsing. Dat zijn onder ander het Centraal Joods Overleg en de erven van Wertheim. Zij vinden wel dat het monument meteen elders moet worden geplaatst en niet eerst mag worden opgeslagen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tracy Chevalier
    “Opmerkelijke Schepsels” (2009), Orlando, ISBN 978949208651-8
  3.   Weblink bron “Nieuwe locatie nationaal namenmonument bekend” (13-05-2016), NOS