enkeling
- en·ke·ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | enkeling | enkelingen |
verkleinwoord | enkelingetje | enkelingetjes |
de enkeling m
- één individu, één persoon
- De wetgever heeft niet alleen te maken met de belangen van een groep of de samenleving als geheel maar ook met de rechten en plichten van een enkeling.
1.
- Het woord enkeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "enkeling" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkeling
- enkeling; één individu, één persoon
enkeling
- enkeling; één individu, één persoon