• en·har·mo·nisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen enharmonisch enharmonischer
verbogen enharmonische enharmonischere
partitief enharmonisch enharmonischers -

enharmonisch

  1. (muziek) het verschillend kunnen benoemen van een muziektoon. In de gelijkzwevende stemming is er geen onderscheid meer tussen het bereiken van een toon door verhoging of door verlaging
    • We kunnen de zwarte toetsen van een piano: cis, dis, fis, gis, aïs noemen, maar door enharmonisch verwisseling ook: des, es, ges, as en bes.