• en·ge·len·ge·zicht
enkelvoud meervoud
naamwoord engelengezicht engelengezichten
verkleinwoord engelengezichtje engelengezichtjes

het engelengezichto

  1. gelaat als van een hemelse boodschapper
  2. onschuldig en vriendelijk gelaat van een mooi, lief kind
De huurmoordenaar van de 'Ndrangheta had de bijnaam "engelengezicht"