• een·zaad·lob·bi·ge

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord eenzaadlobbige eenzaadlobbigen
verkleinwoord - -

eenzaadlobbige

  1. (plantkunde) plant die eenzaadlobbig is

eenzaadlobbige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van eenzaadlobbig