eenrichtingsverkeer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·rich·tings·ver·keer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eenrichtingsverkeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het eenrichtingsverkeero

  1. iets (mn verkeer) wat maar een kant op mag of gaat
    • Zijn liefde voor het meisje was slechts eenrichtingsverkeer.  
    • In deze straat mag men maar in één richting rijden want het is eenrichtingsverkeer 

Meer informatie

Gangbaarheid