eenenveertigjarig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·en·veer·tig·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen eenenveertigjarig
verbogen eenenveertigjarige
partitief eenenveertigjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

eenenveertigjarig

  1. 41 jaren durend
    • Gedurende dit eenenveertigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 41 jaar
    • Bij de brand viel helaas een eenenveertigjarig slachtoffer. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid