eam

Angelsaksisch

Uitspraak

• IPA: /æːɑm/

Zelfstandig naamwoord

ēam m

1. oom

Latijn

Uitspraak

• IPA: /ˈɛ.ja(m)/

	enkelvoud			meervoud
	mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	mannelijk	vrouwelijk	onzijdig
nominatief	is	ea	id	eī, iī	eae	ea
accusatief	eum	eam		eōs	eās
genitief	eius			eōrum	eārum	eōrum
datief	eī			eīs, iīs
ablatief	eō	eā	eō

Persoonlijk voornaamwoord

ĕum

1. haar (accusatief vrouwelijk enkelvoud van de derde persoon)
2. deze, die