Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dwaal·gast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dwaalgast dwaalgasten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de dwaalgastm

  1. (biologie) vogel of ander vliegend dier dat slechts zelden, vaak door verdwalen, in een gebied aangetroffen wordt
    • Een kievit is hier in Amerika een dwaalgast. 
  2. (figuurlijk) iets of iemand dat niet vaak voorkomt in een bepaald gebied of tijdvak
    • De avondklok in 2021 werd gezien als een dwaalgast uit de Tweede Wereldoorlog 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid