duurde voort
- duur·de voort
vervoeging van |
---|
voortduren |
duurde voort
- enkelvoud verleden tijd van voortduren
- Ik duurde voort.
- Jij duurde voort.
- Hij, zij, het duurde voort.
- Ik duurde voort.
- Het woord duurde voort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.