• duur·de
vervoeging van
duren

duurde

  1. enkelvoud verleden tijd van duren
    • Ik duurde. 
    • Jij duurde. 
    • Hij, zij, het duurde. 
     Zeebiologen waarschuwden begin vorig jaar al dat de aanhoudende recordtemperaturen van het zeewater tot grootschalige verbleking van het koraal zou leiden. Die hoge temperaturen zijn het gevolg van de klimaatverandering en het periodieke weerfenomeen El Niño, dat gepaard gaat met opwarming van het zeewater in de Stille Oceaan. De daarop volgende La Niña die op haar beurt voor afkoeling zorgt, duurde korter dan normaal, waardoor de riffen geen tijd hadden om te herstellen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 23 april 2025 Weblink bron “Meer dan 80 procent van koraalriffen lijdt onder hittestress, mogelijk onherstelbaar” (23 april 2025), NOS