duopak
- duo·pak
- samenstelling van duo en pak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duopak | duopakken |
verkleinwoord | duopakje | duopakjes |
- verpakking waarin twee gelijke verpakkingen zitten
- In de supermarkt verkopen ze een duopak aardappelschijfjes.
- Het woord 'duopak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.