duivenhok
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dui·ven·hok
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van duif en hok met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duivenhok | duivenhokken |
verkleinwoord | duivenhokje | duivenhokjes |
Zelfstandig naamwoord
het duivenhok o
- hok waar duiven in kunnen worden gehouden
- In de achtertuin van een nieuwbouwwoning in Alphen aan den Rijn begint het. Zeven jaar is Bas Verkerk als hij met vader Gerard mee de ren in gaat, de duiven verzorgen, voeren, klaarmaken voor de race. Zijn eerste postduif krijgt hij op zijn achtste, genaamd ‘De Pikker’, bouwjaar 1984 – hij pikte in je hand als je bij zijn broedplaats durfde te komen. Op die leeftijd bouwt hij ook zijn eerste duivenhok, van hout, 1 meter 80 lang. [2]
- (figuurlijk)
Synoniemen
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord duivenhok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "duivenhok" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Steven Verseput 13 april 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be