Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dui·men·dik
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen duimendik duimendikker duimendikst
verbogen duimendikke duimendikkere duimendikste
partitief duimendiks duimendikkers -

Bijvoeglijk naamwoord

duimendik [1]

  1. heel erg dik
     We spraken niet over ... het pleisterwerk dat hier en daar duimendik op de vloeren lag ...[2]
     Een vrouw in de Amerikalaan in Gent merkte al aan het einde van de middag dat er schuim uit een riooldeksel op straat kwam. Uren later stond het schuim duimendik op straat en kwam het bij drie huizen uit de riolering omhoog.[3]
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • er duimendik bovenop liggen
heel erg vanzelfsprekend zijn

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Gentse toiletten lopen over met schuim” (05-03-2020), NOS