Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duim·dik
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen duimdik
verbogen duimdikke
partitief duimdiks

Bijvoeglijk naamwoord

duimdik [1]

  1. iets wat zo dik als een duim is; heel dik
    • Techniek moet je ruiken, zeggen ze en dat hebben ze bij de RDM Campus op Heijplaat goed begrepen. De immense, uit bruine baksteen opgetrokken loodsen ademen de grandeur uit van oude en nieuwe maakindustrie. Dof gebonk en schril gepiep van naburige offshorebedrijven waaien over. In tl-verlichte hallen sist een watersnijder door een duimdik stuk metaal heen. De technische oefeninstallaties liggen in vele puzzelstukjes uiteen. [2] 
    • Sommige steden hebben, vanwege een rijke historie of een prominente rol in de geschiedenis, een verhaal te vertellen. Van deze tien steden beslaat dit verhaal echter minstens 24 indrukwekkende, duimdikke delen. Het zijn namelijk – naar schatting – de tien oudste, continu bewoonde steden ter wereld. [3] 
    • Even je ov-kaart voor de ingebouwde tablet houden en fietsen maar. Zo makkelijk is het om een GoBike mee te nemen. Afrekenen gebeurt wanneer je de fiets terugzet in het elektronische fietsenrek. Voor diefstal is het bedrijf niet bang, via de gps in het frame is altijd te achterhalen waar de fiets is. Voor vandalisme evenmin: de fiets is even robuust als een tram en de tablet wordt beschermd door een stevig omhulsel van staal en duimdik plastic. [4] 
Uitdrukkingen en gezegden
  • het ligt er duimdik bovenop
het is overduidelijk (gelogen) (expres gedaan)
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen