Nederlands

 
dubbelglas
Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·glas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dubbelglas
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dubbelglaso

  1. glas bestaande uit twee glasplaten met een luchtlaag daar tussenin waardoor het een warmte isolerende werking heeft
     Als je je huis gaat verkopen of verhuren, ben je verplicht het voorlopige energielabel om te zetten in een definitief label. Daarbij heb je de mogelijkheid om de overheid te laten weten hoe je huis er echt aan toe is: dat je een energiezuinige cv-ketel, dubbelglas of een zonneboiler hebt bijvoorbeeld. Of dat je onlangs nog je vloer of dak hebt geïsoleerd.[2]
     Veel schade hebben de bevingen niet aangericht, alleen de ramen waren wat ontzet. "Omdat er vocht tussen het dubbelglas kwam werden ze wazig. Veel van die ramen hebben we vervangen." De Nederlandse Aardolie Maatschappij betaalde de kosten slechts deels.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Negatief energielabel in de bus, wat nu?” (Dinsdag 6 januari 2015, 13:10), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “'Ik raak m'n huis aan de straatstenen niet kwijt'” (Zaterdag 21 maart 2015, 15:49), NOS