Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dronk op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opdrinken

dronk op

  1. enkelvoud verleden tijd van opdrinken
    • Ik dronk op. 
    • Jij dronk op. 
    • Hij, zij, het dronk op. 


Gangbaarheid