Nederlands

 
hardloopster met drinkfles
Uitspraak
Woordafbreking
  • drink·fles
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord drinkfles drinkflessen
verkleinwoord drinkflesje drinkflesjes

Zelfstandig naamwoord

de drinkflesv / m

  1. een fles waar men rechtstreeks uit kan drinken dus zonder gebruikt te maken van een glas of beker
    • Na afloop van de GP van Spanje vertelde racewinnaar een opmerkelijk weetje. De Brit racet al enkele races zonder drinkfles omdat de F1-bolide van Mercedes te zwaar is.[2] 
    • Kinderen die om 16.00 uur nog van alles krijgen, gaan om 18.00 uur niet met trek aan tafel. Dat geldt ook voor drinken. Peuters die heel de dag door een drinkfles binnen handbereik hebben, zitten vaak veel te vol om te eten.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 16 mei 2017
  3. Tubantia Francine Wildenborg 5 februari 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be