drieënnegentigjarige

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drieën·ne·gen·tig·ja·ri·ge, drie·en·ne·gen·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

drieënnegentigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van drieënnegentigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een drieënnegentigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord drieënnegentigjarige drieënnegentigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de drieënnegentigjarigev / m

  1. levend wezen dat 93 jaar oud is of iets dat 93 jaar bestaat
    • De drieënnegentigjarige heeft zijn vijf jaar jongere echtgenote tijdens zijn studie in Deventer leren kennen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid