Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dra·ma·ti·se·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

dramatiseren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dramatiseren
dramatiseerde
gedramatiseerd
zwak -d volledig
  1. aan een gebeurtenis (op overdreven wijze) de vorm van een drama geven
  2. van een bepaalde gebeurtenis een toneelstuk maken
    • Tegenwoordig is het dramatiseren van belangrijke gebeurtenissen voor een groot deel overgenomen door film en televisie. Toch is tv en film iets anders dan toneel. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen