Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drach·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zwanger’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • afgeleid van dracht met het achtervoegsel -ig [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen drachtig drachtiger drachtigst
verbogen drachtige drachtigere drachtigste
partitief drachtigs drachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

drachtig

  1. (van dieren) zwanger
    • Het drachtige paard zal binnenkort haar veulen krijgen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen