Nederlands

 
doucheruimte
Uitspraak
Woordafbreking
  • dou·che·ruim·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doucheruimte doucheruimtes
doucheruimten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de doucheruimtev

  1. badkamer met een stortbad
     Daar stond hij, beduusd, met een bebloede knie, beschaamd; ik geloof dat hij zich vreselijk schaamde en dat hij me daarom niet bedankte, maar zonder op of om te kijken de doucheruimte uit strompelde.[2]
     In 2014 werd hij opnieuw gearresteerd, ditmaal in een afgelegen berggebied in Mexico. Dit keer had hij minder tijd nodig om opnieuw uit een op papier streng beveiligde gevangenis te ontsnappen: via een anderhalve kilometer lange tunnel die van zijn doucheruimte tot buiten het gevangenisterrein leidde.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Levenslang voor Mexicaanse drugsbaas El Chapo” (17-07-2019,), NOS