(klemtoonhomogram)

  • door·zocht
vervoeging van
doorzoeken

doorzócht

  1. enkelvoud verleden tijd van doorzoeken
    • Ik doorzocht. 
    • Jij doorzocht. 
    • Hij, zij, het doorzocht. 
  2. voltooid deelwoord van doorzoeken
vervoeging van
doorzoeken

dóórzocht

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorzoeken
    • ... dat ik doorzocht. 
    • ... dat jij doorzocht. 
    • ... dat hij, zij, het doorzocht.