doorzag
- Geluid: dóórzag (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdorzax / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈdo̝rzɑχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdorzɑx/
- IPA: / ˈdorzax / (2 lettergrepen)
- Geluid: doorzág (hulp, bestand)
- IPA: / dorˈzax / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /do̝rˈzɑχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /dorˈzax/
- IPA: / dorˈzax / (2 lettergrepen)
- door·zag
vervoeging van |
---|
doorzien |
dóórzag
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorzien
- ... dat ik doorzag.
- ... dat jij doorzag.
- ... dat hij, zij, het doorzag.
- ... dat ik doorzag.
vervoeging van |
---|
doorzien |
doorzág
- enkelvoud verleden tijd van doorzien
- Ik doorzag.
- Jij doorzag.
- Hij, zij, het doorzag.
- Ik doorzag.
- Het woord doorzag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.