doorregen

Nederlands

met speklagen doorregen gebouwen in Enkhuizen

Uitspraak

• Geluid:  doorregen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• door·re·gen

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  door  en  regen 

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	doorregen	doorregener	doorregenst
verbogen			doorregenste
partitief	doorregens	doorregeners	-

Bijvoeglijk naamwoord

doorregen

1. ingevoegd in een groter geheel, gemengd maar de afzonderlijke stoffen zijn nog herkenbaar

   • De agenda van de Duitse bondskanselier is doorregen met allerlei ontmoetingen met gewone Duitsers. Zo ontving de bondskanselier maandagavond op haar Kanzleramt in de aanloop van carnaval de carnavalsprinsen en -prinsessen van zestien carnavalsverenigingen. Een dolle boel, volgens de website van de Duitse regering. Maar niet zonder protocol. Zo moest Merkel luisteren naar zestien lokale carnavalsliederen. Zij laat zich graag bij folkloristische tradities zien om de eigen Duitse identiteit te ondersteunen. 
   • De eveneens in Nederland gevestigde groep Baraná is een Turks-Pools-Duits-Nederlands samenwerkingsverband waarin Turkse klanken de boventoon voeren, zij het stevig doorregen met jazzinvloeden. Zelfs Kurt Weil gluurt af en toe om een hoekje. De mannen trekken al jaren intensief met elkaar op in diverse verbanden en dat is te horen. Bij vlagen ingetogen en plechtig, maar ook dan onderhuids speels en ondeugend.  

2. doorregen spek: spek met veel laagjes vlees tussen het vet in

Vertalingen

    1. ingevoegd in een groter geheel, gemengd maar de afzonderlijke stoffen zijn nog herkenbaar   

Engels: marbled (en)

    2. doorregen spek: spek met veel laagjes vlees tussen het vet in   

Duits: durchwachsen (de)

Spaans: entreverado (es), veteado (es)

Werkwoord

vervoeging van
doorregenen

doorregen

1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorregenen
   

   • ... dat ik doorregen. 

vervoeging van
doorregenen

doorregen

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorregenen
   

   • Ik doorregen. 

2. gebiedende wijs van doorregenen
   

   • Doorregen! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorregenen
   

   • Doorregen je? 

Gangbaarheid

• Het woord doorregen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doorregen" herkend door:

83 %	van de Nederlanders;
62 %	van de Vlamingen.