doorlezen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- door·le·zen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van door en lezen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorlezen |
las door |
doorgelezen |
klasse 5 | volledig |
Werkwoord
dóórlezen [1]
- inergatief voortgaan met lezen.
- Ondanks alle herrie las zij onverstoorbaar door.
- overgankelijk in zijn geheel lezen.
- We hebben het reglement nog eens goed doorgelezen.
Vertalingen
2. in zijn geheel lezen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorlezen |
doorlas |
doorlezen |
klasse 5 | volledig |
Werkwoord
doorlézen [2]
- overgankelijk een tijdsbestek geheel met lezen doorbrengen.
- Hij doorlas het hele weekeinde.
Bijvoeglijk naamwoord
vervoeging van: | doorlezen… |
geen verbogen vorm |
doorlezen
- voltooid deelwoord van doorlezen, (veel literatuur gelezen hebbend), belezen
- Hij is een doorlézen man.
Afgeleide begrippen
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van doorlezen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
Werkwoord
vervoeging van: | doorlezen… |
geen verbogen vorm |
doorlezen
- voltooid deelwoord van doorlezen
Gangbaarheid
- Het woord doorlezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doorlezen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be