Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·kookt

Werkwoord

vervoeging van
doorkoken

doorkookt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorkoken
    • ... dat jij doorkookt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorkoken
    • ... dat hij doorkookt. 

Gangbaarheid