Nederlands

 
houten doorgeefluik naast de deur
Uitspraak
Woordafbreking
  • door·geef·luik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doorgeefluik doorgeefluiken
verkleinwoord doorgeefluikje doorgeefluikjes

Zelfstandig naamwoord

doorgeefluik o [1]

  1. (bouwkunde) luik in de muur tussen eetkamer en keuken waardoor men eten van de keuken naar de eetkamer kan brengen
  2. (figuurlijk) iets of iemand die informatie zonder verdere bewerking of onderzoek doorgeeft
    • Als ik hoofdredacteur van een Amerikaanse krant was zou ik mijn Witte Huis-correspondent per direct terugtrekken en mijn collega’s bellen met het advies hetzelfde te doen. Onmiddellijk een pool vormen die voortaan één collega afvaardigt om, just for the record, de nonsens te noteren. Je wordt als journalist niet zomaar Witte Huis-correspondent, dat zijn doorgaans hooggekwalificeerde krachten. Zelfs bij een conventionele presidentiële equipe, zoals onder Obama, is zo iemand weinig meer dan het doorgeefluik voor spin en propaganda, en als dat dieet door team Trump nog verder wordt gedegradeerd, tot humbug en haatretoriek, kan een redactie talent wel beter benutten. Hasta la vista, baby, wij lezen het wel op Twitter.[2] 
    • Ze waren er al voorzichtig mee begonnen, maar nu laat Google in alle zoekresultaten zien als een nieuwsbericht onbetrouwbaar is. In Nederland kunnen zo de factchecks van de Correspondent prominent zichtbaar worden. Of toch niet? De stap laat zien dat Google, net als Facebook, steeds meer afstand neemt van het oude standpunt dat het slechts een neutraal doorgeefluik is. Het groeiende probleem van nepnieuws heeft de beide giganten gedwongen maatregelen te nemen, zonder in de valkuil te trappen door zelf op de stoel van de scheidsrechter te gaan zitten. [3]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Jan Kuitenbrouwer 23 januari 2017
  3. Volkskrant Laurens Verhagen 7 april 2017, Laurens Verhagen 7 april 2017,