doordronk
- door·dronk
vervoeging van |
---|
doordrinken |
doordronk
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doordrinken
- ... dat ik doordronk.
- ... dat jij doordronk.
- ... dat hij, zij, het doordronk.
- ... dat ik doordronk.
- Het woord doordronk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.