• dood·kou·de

doodkoude

  1. verbogen vorm van de stellende trap van doodkoud
     Nu kwam de zon uit zee op; warm en zacht vielen de zonnestralen op het doodkoude zeeschuim.[1]
  1.   Weblink bron “Sprookjes. Werelduitgave. Deel 3. : De kleine Zeemeermin”, 4e druk (1928), Scheltema & Holkema's Boekhandel, Amsterdam, p. 106