Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dom·to·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord domtoren domtorens
verkleinwoord domtorentje domtorentjes

Zelfstandig naamwoord

de domtorenm

  1. de toren die bij een kathedraal hoort
    • De domtoren van Utrecht staat los van de kerk. 

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be