Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·po·neert

Werkwoord

vervoeging van
disponeren

disponeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disponeren
    • Jij disponeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disponeren
    • Hij disponeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van disponeren
    • Disponeert!