Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·pa·cheur
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans
enkelvoud meervoud
naamwoord dispacheur dispacheurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dispacheurm

  1. (scheepvaart) (juridisch) iemand die de schade van een schipbreuk berekent
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

26 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be