[2] dinghy
  • din·ghy
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dinghy dinghy's
verkleinwoord

de dinghyv / m

  1. (scheepvaart) rubberen boot
     Het luxe cruiseschip staat in schril contrast tot de twee grote rubberboten die donderdag de haven van Catania binnenkwamen. Gesleept door een vaartuig van de Italiaanse douane. Die kreeg de dinghy’s in de smiezen, zo’n 40 zeemijl (75 kilometer) van de Libische kust. Er waren in totaal 220 vluchtelingen aan boord, onder wie 50 vrouwen.[2]
     Onze dinghy (rubberen bijboot) is ervandoor! Hij drijft 100 meter achter ons. Niet goed vastgemaakt... Dat overkomt toch alleen (andere) sukkels? De dinghy fungeert als een soort auto. Je doet er van alles mee: op en neer naar de wal, ladingen en boodschappen mee vervoeren, bij andere boten op bezoek, baaitjes en riviertjes verkennen.[3]
  2. (scheepvaart) heel kleine zeilboot voor 1 of 2 personen
     Het Internationaal Olympisch Comité wil de olympische sport verjongen, gendergelijk en laagdrempeliger maken. Ook moeten er meer evenementen voor gemengde teams komen. De internationale bond World Sailing wil daarom de Finn en 470 (mannen en vrouwen) vervangen door mixed kitesurfen en mixed dinghy (individueel en duo's).[4]
19 % van de Nederlanders;
13 % van de Vlamingen.[5]
  1. dinghy op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Mr. Richard Donk
    “Italianen verdeeld over toevloed migranten” (25-04-2015), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Wereldzeilers Liselotte en Machiel betalen de hoofdprijs” (14 mrt. 2020), De Telegraaf
  4.   Weblink bron “Windsurfen blijft olympisch in 2024” (15-05-2018), Tubantia
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be