dikoor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dik·oor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dikoor | dikoren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) aandoening die wordt veroorzaakt door het bof-virus (een paramyxovirus)
- In Arendonk, Schilde en Schoten is een tiental gevallen van bof opgedoken. Omdat de ziekte heel zeldzaam was geworden, krijgen de huisartsen er richtlijnen. Bof is een virusinfectie die in de volksmond bekend is als 'dikoor'. [2]
- Intussen zijn er sinds begin dit jaar al meer dan zestig gevallen van bof, ook gekend als "dikoor", geteld in de provincie Antwerpen. De uitbraak concentreert zich voornamelijk in Arendonk (23 bofpatiënten), maar breidde intussen ook verder uit naar onder meer Mechelen. [3]
- De voorbije dagen doken berichten op over het opnieuw oprukken van kinderziektes als mazelen, kinkhoest en bof omwille van vaccinatievrees bij sommige ouders. Alle artsen en vaccinatoren krijgen dezer dagen een brief in de bus die hun speciale aandacht vraagt voor de vaccinatie tegen mazelen, bof (dikoor) en rubella (rodehond). [4]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord dikoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dikoor" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 01/03/2011 door (TCK) Tientallen gevallen van bof in Antwerpse Kempen
- ↑ De Standaard 18/04/2011 door gma Bof-uitbraak in Kempen overgewaaid vanuit Nederland
- ↑ De Standaard 23/04/2011 door llo 'Vrouwen met kinderwens laten zich beter vaccineren'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be