kamer van de dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Delfland

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dijk·graaf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voorzitter van waterschapsbestuur’ voor het eerst aangetroffen in 1330 [1]
  • samenstelling van  dijk  en  graaf 
enkelvoud meervoud
naamwoord dijkgraaf dijkgraven
verkleinwoord dijkgraafje dijkgraafjes

Zelfstandig naamwoord

de dijkgraafm

  1. (waterbeheer) (beroep) voorzitter van het bestuur van een waterschap

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen