Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • diep·lood
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dieplood dieploden
verkleinwoord dieploodje dieploodjes

Zelfstandig naamwoord

het dieploodo

  1. (scheepvaart), (verouderd) staafvormig gewicht aan een touw (loodlijn) om de waterdiepte te peilen, en tevens kan in de vetgemaakte holle onderkant een monster van de bodem worden genomen
    • Bij het opvaren van de rivier werd met het dieplood regelmatig gecontroleerd of er nog voldoende water onder de kiel stond. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be