Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dienst·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diensttijd diensttijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de diensttijdm

  1. de tijd dat men moet werken of heeft gewerkt
    • Een zelfmoordaanslag met een autobom heeft zaterdag 13 soldaten die in Turkijke in een bus zaten het leven gekost. 56 anderen raakten gewond. De soldaten waren buiten diensttijd naar de markt geweest in de stad Kayseri in Centraal-Anatolië. De aanslag draagt volgens de Turkse autoriteiten de signatuur van de verboden Koerdische PKK. Vorige week kwamen 44 mensen om bij een PKK-aanval in Istanbul. (BBC) [2] 
  2. de tijd dat men in het leger werkzaam is
    • Ze verleiden rekruten als Mao met hoge weddes, afschrijving van studieleningen, extra punten als zij na hun dienst willen promoveren, én belastingvoordelen tijdens en na hun diensttijd. Zeventig procent van de 400.000 nieuwe soldaten komt dit jaar rechtstreeks van de universiteit. [3] 
     Nu was de jongen net als alle anderen opgeroepen en omdat hij dienstplichtig student was zou het een lange diensttijd worden met een officiersopleiding.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Maartje Somers 19 december 2016
  3. NRC Oscar Garschagen 22 november 2016
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be