deugdelijk
- Geluid: deugdelijk (hulp, bestand)
- IPA: /døxdələk/, /døgdələk/
- deug·de·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | deugdelijk | deugdelijker | deugdelijkst |
verbogen | deugdelijke | deugdelijkere | deugdelijkste |
partitief | deugdelijks | deugdelijkers | - |
deugdelijk
- degelijk.
- Zij is een deugdelijke vrouw.
- niet voor twijfel vatbaar
- Ik vind dat wel een deugdelijke reden.
- aan alle eisen voldoen
- Dat is wel een deugdelijke uitvoering van de geplande werken.
deugdelijk
- zeker, in hoge mate
- Dat is deugdelijk merkbaar.
- Het woord deugdelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "deugdelijk" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be