deslías
vervoeging van |
---|
desleír |
deslías
- aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desleír
- gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desleír
vervoeging van |
---|
desleírse |
deslías
- aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desleírse
- gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desleírse
vervoeging van |
---|
desliar |
deslías
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van desliar
- deslías in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española