desintegreren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- des·in·te·gre·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uiteenvallen’ voor het eerst aangetroffen in 1939 [1]
- afgeleid van integreren met het voorvoegsel des- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
desintegreren |
desintegreerde |
gedesintegreerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
desintegreren [3]
- ergatief uit elkaar vallen, zijn samenhang verliezen
Verwante begrippen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord desintegreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "desintegreren" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "desintegreren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ desintegreren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be