• des·in·fec·te·rend
vervoeging van: desinfecteren
verbogen vorm: desinfecterende

desinfecterend

  1. onvoltooid deelwoord van desinfecteren
    • Gezondheidsraad waarschuwt voor overmatig gebruik desinfecterende middelen [1] 
     ‘Ik heb vertrouwen in het handelen van de overheid. Ik heb desinfecterende handgel bij me, net als in de tijden dat ik uitgezonden was naar Afrika. Zelf ben ik niet zo bang voor het virus.[2]
  1. www.nu.nl
  2.   Weblink bron
    Charlotte Huisman
    “Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant