vervoeging van
desenredar

desenredaba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van desenredar
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van desenredar
vervoeging van
desenredarse

desenredaba

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van desenredarse
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito imperfecto) van desenredarse