Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dek·stro
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dekstro
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dekstroo

  1. stro waarmee men gewassen beschermt tegen de vorst
  2. stro dat men gebruikt als dakbedekking
Hyperoniemen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen