• Afgeleid van het Engelse werkwoord frost met het voorvoegsel de-.
vervoeging
onbepaalde wijs to  defrost 
he/she/it  defrosts 
verleden tijd  defrosted 
voltooid
deelwoord
 defrosted 
onvoltooid
deelwoord
 defrosting 
gebiedende wijs  defrost 

defrost

  1. overgankelijk ontdooien, van ijs ontdoen (bijvoorbeeld een voorruit)
    «Press this button to defrost the windshield.»
    Druk op deze knop om de voorruit te ontdooien.
  2. overgankelijk, (kookkunst) laten ontdooien
    «Defrost the chicken thoroughly before cooking.»
    Ontdooi de kip grondig vóór het koken.
  3. onovergankelijk ontdooien
    «Has the refrigerator defrosted yet?»
    Heeft de koelkast nog niet ontdooid?