Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deel·tijd·stu·die
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deeltijdstudie deeltijdstudies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de deeltijdstudiev

  1. een studie die men parttime volgt naast andere bezigheden
     Toen mijn moeder een deeltijdstudie ging volgen, kwam mijn vader elke woensdagmiddag naar ons huis om bij ons te zijn en voor ons te koken.[1]
     Het aantal mensen dat voor een deeltijdstudie aan een hogeschool of universiteit kiest, daalt steeds verder. Dat zegt het Centrum Hoger Onderwijs Informatie (CHOI). Vorig jaar was de instroom in het deeltijd-hbo 20 procent lager dan het jaar daarvoor. Bij de universiteiten was de daling 50 procent.[2]
Antoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Renée van Marissing
    “Onze kinderen” (2021), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021414461
  2.   Weblink bron “'Steeds minder deeltijdstudenten'” (15-03-2012), NOS