Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • deel·streep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deelstreep deelstrepen
verkleinwoord deelstreepje deelstreepjes

Zelfstandig naamwoord

de deelstreepv / m

  1. een lijn die de teller en de noemer van een breuk van elkaar scheidt
  2. horizontale lijn die een rijbaan met verkeer in één richting, in rijstroken verdeelt
  3. streep die een grens aangeeft
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen