debunken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van debunken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | debunken | te debunken | ||||||||
toekomend | zullen debunken | te zullen debunken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedebunkt | te hebben gedebunkt | ||||||||
toekomend | gedebunkt zullen hebben | gedebunkt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
debunkend | gedebunkt | ev. debunk |
mv. verouderd debunkt |
debunke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | debunk | debunkt | debunkt | debunkt | debunkt | debunken | debunken | debunken | |||
verleden (o.v.t.) | debunkte | debunkte | debunkte | debunkte | debunkte | debunkten | debunkten | debunkten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal debunken | zult/zal debunken | zult/zal debunken | zult debunken | zal debunken | zullen debunken | zullen debunken | zullen debunken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou debunken | zou debunken | zou(dt) debunken | zoudt debunken | zou debunken | zouden debunken | zouden debunken | zouden debunken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedebunkt | hebt gedebunkt | hebt/heeft gedebunkt | hebt gedebunkt | heeft gedebunkt | hebben gedebunkt | hebben gedebunkt | hebben gedebunkt | |||
verleden (v.v.t.) | had gedebunkt | had gedebunkt | had gedebunkt | hadt gedebunkt | had gedebunkt | hadden gedebunkt | hadden gedebunkt | hadden gedebunkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedebunkt hebben | zal/zult gedebunkt hebben | zult/zal gedebunkt hebben | zult gedebunkt hebben | zal gedebunkt hebben | zullen gedebunkt hebben | zullen gedebunkt hebben | zullen gedebunkt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedebunkt hebben | zou gedebunkt hebben | zou/zoudt gedebunkt hebben | zoudt gedebunkt hebben | zou gedebunkt hebben | zouden gedebunkt hebben | zouden gedebunkt hebben | zouden gedebunkt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedebunkt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedebunkt | er is gedebunkt | |||||||||
verleden | er werd gedebunkt | er was gedebunkt | |||||||||
toekomend | er zal gedebunkt worden | er zal gedebunkt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedebunkt worden | er zou gedebunkt zijn | |||||||||
lijdende vorm gedebunkt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedebunkt worden | gedebunkt te worden | ||||||||
toekomend | gedebunkt zullen worden | gedebunkt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedebunkt zijn | gedebunkt te zijn | ||||||||
toekomend | gedebunkt zullen zijn | gedebunkt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedebunkt | wordt gedebunkt | wordt gedebunkt | wordt gedebunkt | wordt gedebunkt | worden gedebunkt | worden gedebunkt | worden gedebunkt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedebunkt | werd gedebunkt | werd gedebunkt | werdt gedebunkt | werd gedebunkt | werden gedebunkt | werden gedebunkt | werden gedebunkt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedebunkt worden | zult gedebunkt worden | zult gedebunkt worden | zult gedebunkt worden | zal gedebunkt worden | zullen gedebunkt worden | zullen gedebunkt worden | zullen gedebunkt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedebunkt worden | zou gedebunkt worden | zou/zoudt gedebunkt worden | zoudt gedebunkt worden | zou gedebunkt worden | zouden gedebunkt worden | zouden gedebunkt worden | zouden gedebunkt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedebunkt | bent gedebunkt | bent/is gedebunkt | zijt gedebunkt | is gedebunkt | zijn gedebunkt | zijn gedebunkt | zijn gedebunkt | |||
verleden (v.v.t.) | was gedebunkt | was gedebunkt | was gedebunkt | waart gedebunkt | was gedebunkt | waren gedebunkt | waren gedebunkt | waren gedebunkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedebunkt zijn | zult gedebunkt zijn | zult gedebunkt zijn | zult gedebunkt zijn | zal gedebunkt zijn | zullen gedebunkt zijn | zullen gedebunkt zijn | zullen gedebunkt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedebunkt zijn | zou gedebunkt zijn | zou/zoudt gedebunkt zijn | zoudt gedebunkt zijn | zou gedebunkt zijn | zouden gedebunkt zijn | zouden gedebunkt zijn | zouden gedebunkt zijn |