daveren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- da·ve·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
daveren |
daverde |
gedaverd |
zwak -d | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
daveren | daverend |
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dreunen, schudden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1301 [1]
Werkwoord
daveren
- ergatief zich onder voortbrenging van veel lawaai voortbewegen
- De zware vrachtwagen daverde over de spoorwegovergang naar het industrieterrein.
Synoniemen
Antoniemen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
- Niet zo daverend.
Niet erg goed.
Gangbaarheid
- Het woord daveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "daveren" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "daveren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be