Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • darts
Woordherkomst en -opbouw
  • [1]  dart zn  met de uitang -s
  • [2] van Engels darts, in de betekenis van ‘werpspel met pijltjes’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]

Zelfstandig naamwoord

de dartsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dart
  2. alleen meervoud (sport), sport waarbij men met pijltjes werpt naar een in kringen met verschillende waardeaanduidingen verdeeld dartbord
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen